Dutch-English dictionary »

cursief meaning in English

DutchEnglish
cursief bijvoeglijk naamwoord

italic(having a slant to the right)
adjective
[UK: ɪ.ˈtæ.lɪk] [US: aɪ.ˈtæ.lɪk]

cursief bijwoord

cursively(In a cursive manner)
adverb

cursief substantief
{f}

cursive(character)
noun
[UK: ˈkɜː.sɪv] [US: ˈkɝː.sɪv]

cursiefje substantief

cursive(manuscript)
noun
[UK: ˈkɜː.sɪv] [US: ˈkɝː.sɪv]

recursief bijvoeglijk naamwoord

recursive(drawing upon itself)
adjective
[UK: rɪˈk.ɜː.sɪv] [US: rɪˈk.ɝː.sɪv]

recursief acroniem substantief
{n}

recursive acronym(an acronym in which a word of the phrase represented by the acronym is the acronym itself)
noun