Dutch-English dictionary »

brons meaning in English

DutchEnglish
brons substantief
{n}

brass [brasses](colour of brass)
noun
[UK: brɑːs] [US: ˈbræs]

bronze [bronzes](alloy)
noun
[UK: brɒnz] [US: ˈbrɑːnz]

bronskleur substantief
{f}

bronze [bronzes](colour)
noun
[UK: brɒnz] [US: ˈbrɑːnz]

bronskleurig bijvoeglijk naamwoord

bronze(having a bronze colour)
adjective
[UK: brɒnz] [US: ˈbrɑːnz]

bronst substantief
{m} {f}

rut [ruts](sexual desire or oestrus)
noun
[UK: rʌt] [US: ˈrət]

bronstig preposition

in heat(in estrus)
preposition

bronstig zijn werkwoord

rut [rutted, rutting, ruts](to be in the annual rut)
verb
[UK: rʌt] [US: ˈrət]

bronstijd eigennam
{m}

Bronze Age(archaeology)
proper noun
[UK: brɒnz eɪdʒ] [US: ˈbrɑːnz ˈeɪdʒ]

bronsvleugeljacana substantief

bronze-winged jacana(Metopidius indicus)
noun