Dutch | English |
---|---|
bedreigen werkwoord | jeopardize [jeopardized, jeopardizing, jeopardizes](put in jeopardy) threaten [threatened, threatening, threatens](to make a threat against someone; to use threats) |
bedreigend bijvoeglijk naamwoord | dicey [dicier, diciest](fraught with danger) orgulous(threatening, dangerous) surly(threatening, menacing, gloomy) |
levensbedreigend bijvoeglijk naamwoord | life-threateningadjective |
niet-bedreigend bijvoeglijk naamwoord | non-threatening(not posing a threat) |
niet-bedreigende bijvoeglijk naamwoord | non-threatening(not posing a threat) |