baarmoeder meaning in English

Dutch	English
baarmoeder substantief	womb [wombs](uterus) noun [UK: wuːm] [US: ˈwuːm]
baarmoeder- bijvoeglijk naamwoord	uterine(of or pertaining to the uterus) adjective [UK: ˈjuː.tə.raɪn] [US: ˈjuː.tə.rən] wombly(of or pertaining to the womb) adjective
baarmoederhals substantief {f}	cervix(lower, narrow portion of the uterus where it joins with the top end of the vagina) noun [UK: ˈsɜː.vɪks] [US: ˈsɝː.vɪks]
baarmoederhalskanker substantief {m}	cervical cancer [cervical cancers](cancer of the cervix) noun [UK: sɜː.ˈvaɪk.l̩ ˈkæn.sə(r)] [US: ˈsɝː.vɪk.l̩ ˈkæn.sər]
baarmoederverwijdering; hysterectomie substantief	hysterectomy [hysterectomies](surgical removal of the uterus or part thereof) noun [UK: ˌhɪ.stə.ˈrek.tə.mi] [US: ˌhɪ.stə.ˈrek.tə.mi]
binnenbaarmoederlijk bijvoeglijk naamwoord	intrauterine(inside the uterus) adjective [UK: ˌɪn.trə.ˈjuː.tə.raɪn] [US: ˌɪn.trə.ˈjuː.tə.rən]
buitenbaarmoederlijk bijvoeglijk naamwoord	extrauterine(outside the uterus) adjective
buitenbaarmoederlijke zwangerschap substantief {f}	ectopic pregnancy [ectopic pregnancies](type of pregnancy) noun [UK: ek.ˈtɒ.pɪk ˈpreɡ.nən.si] [US: ek.ˈtɒ.pɪk ˈpreɡ.nən.si]

Your history