Dutch | English |
---|---|
actief bijvoeglijk naamwoord | active(having the quality or power of acting) on(in the state of being active, functioning or operating) |
actief substantief {f} | activity [activities](state or quality of being active) |
actief substantief {n} | active voice(the form in which the subject of a verb carries out some action) |
actiefiguur substantief {f} | action figure(children's toy) |
actiefilm substantief {m} | action movie(a type of motion picture) |
attractief bijvoeglijk naamwoord | attractive(having the power of charming) |
benefactief substantief {m} | benefactive case(case used to indicate beneficiary) |
bioactief bijvoeglijk naamwoord | bioactive(having a biological effect) |
dagactief bijvoeglijk naamwoord | diurnal(happening during daylight; primarily active during the day) |
inactief bijvoeglijk naamwoord | idle [idler, idlest](not turned to appropriate use, not occupied, of time with little activity) |
nachtactief bijvoeglijk naamwoord | nocturnal(primarily active during the night) |
niet actief bijvoeglijk naamwoord | dormant(inactive, asleep, suspended) |
proactief bijvoeglijk naamwoord | proactive(acting in advance) |
proactief bijwoord | proactively(in a proactive manner) |
radioactief bijvoeglijk naamwoord | radioactive(exhibiting radioactivity) |
radioactief afval substantief {n} | radioactive waste(type of waste) |
schemeractief bijvoeglijk naamwoord | crepuscular(active at or around dusk, dawn or twilight) |
semelfactief substantief {m} | semelfactive aspect(grammar aspect) |