zeuge betekenis in Nederlands

Duits	Nederlands
der Zeuge [des Zeugen; die Zeugen] Substantiv	getuigem
das Zeug [des Zeug(e)s; die Zeuge] Substantiv	garderobeo gereedschapo gereio kledingo klereno outillageo plunjeo stofo weefselo
bezeugen [bezeugte; hat bezeugt] Verb	certificerenv getuigenv
erzeugen [erzeugte; hat erzeugt] Verb	afwerpenv opbrengenv opleverenv voortbrengenv
das Flugzeug [des Flugzeug(e)s; die Flugzeuge] Substantiv	toestelo vliegmachineo vliegtuig [vliegtuigen]o
das Spielzeug [des Spielzeugs, des Spielzeuges; die Spielzeuge] Substantiv	speelbalo speeltuigo stukspeelgoedo
das Werkzeug [des Werkzeuges, des Werkzeugs; die Werkzeuge] Substantiv	instrumento middelo werktuigo
überzeugen [überzeugte; hat überzeugt] Verb	overtuigenv

Zoek geschiedenis