Duits-Nederlands woordenboek »

wo betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
das Bindewort [des Bindeworts, des Bindewortes; die Binderter] Substantiv

conjunctieo

das Eigenschaftswort [des Eigenschaftswortes/Eigenschaftsworts; die Eigenschaftsrter] Substantiv

adjectiefo

bijvoeglijknaamwoordo

die Geschworene [eine Geschworene; der/einer Geschworenen; die Geschworenen/zwei Geschworene] (österreichisch amtlich auch Geschworne) Substantiv

gezworenem

der Einwohner [des Einwohners; die Einwohner] Substantiv

bewoner [bewoners]m

ingezetenem

inwonerm

das Empfindungswort [des Empfindungsworts, des Empfindungswortes; die Empfindungsrter] Substantiv

tussenwerpselo

enthnen [enthnte; hat enthnt] Verb

aflerenwerkwoord

afwennenwerkwoord

entwerfen [entwarf; hat entworfen] Verb

beramenv

ontwerpenv

plannenv

schetsenv

uitstippelenv

erwägen [erwog; hat erwogen] Verb

bedenkenv

beschouwenv

mediterenv

nadenkenv

nagaanv

overdenkenv

overwegenv

peinzenv

rekeninghoudenmetv

wikkenv

zinnenv

zinnenopv

die Etagenwohnung [der Etagenwohnung; die Etagenwohnungen] Substantiv

appartementsubstantief

flatsubstantief

fortwerfen [warf fort; hat fortgeworfen] Verb

vergooienwerkwoord

weggooienwerkwoord

wegwerpenwerkwoord

das Fürwort [des Fürworts, des Fürwortes; die Fürrter] Substantiv

voornaamwoordo

schwellen [schwoll; hat/ist geschwollen] Verb

opzettenv

opzwellenv

rijzenv

uitdijenv

zwellenv

schwimmen [schwamm; hat/ist geschwommen] Verb

drijvenv

zwemmenv

5678

Zoek geschiedenis