tiger betekenis in Nederlands

Duits	Nederlands
wichtig [wichtiger; am wichtigsten] Adjektiv	zwaarbijvoeglijk naamwoord zwaarwichtigbijvoeglijk naamwoord
widerspenstig [widerspenstiger; am widerspenstigsten] Adjektiv	ongehoorzaambijvoeglijk naamwoord ongezeglijkbijvoeglijk naamwoord oproerigbijvoeglijk naamwoord opstandigbijvoeglijk naamwoord rebelsbijvoeglijk naamwoord weerspannigbijvoeglijk naamwoord
widerwärtig [widerwärtiger; am widerwärtigsten] Adjektiv	strijdigbijvoeglijk naamwoord tegengesteldbijvoeglijk naamwoord tegenliggendbijvoeglijk naamwoord tegenstaandbijvoeglijk naamwoord tegenstrijdigbijvoeglijk naamwoord
zeitig [zeitiger; am zeitigsten] Adjektiv	bijtijdsbijvoeglijk naamwoord optijdbijvoeglijk naamwoord tijdigbijvoeglijk naamwoord vroegbijvoeglijk naamwoord
züchtig [züchtiger; am züchtigsten] Adjektiv	braafbijvoeglijk naamwoord deugdzaambijvoeglijk naamwoord eerbaarbijvoeglijk naamwoord kuisbijvoeglijk naamwoord reinbijvoeglijk naamwoord zedigbijvoeglijk naamwoord

Zoek geschiedenis