Duits-Nederlands woordenboek »

tal betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
der Katalog [des Kataloges/Katalogs; die Kataloge] Substantiv

catalogusm

der Kristall [des Kristalls; die Kristalle, —] Substantiv

kristalo

das Metall [des Metall(e)s; die Metalle] Substantiv

metaalo

metallisch Adjektiv

metalenbijvoeglijk naamwoord

die Metallurgie [der Metallurgie; —] Substantiv

metaalbewerkingsubstantief

metallurgiesubstantief

mit Talent

inaanleg

Naphtalin

naftaleeno

das Venedig [Venedig(s); —] (Venezia) (norditalienische Stadt) Substantiv

Venetiëo

das Piedestal [des Piedestals, des Piedestales; die Piedestale] Substantiv

pedestalo

piëdestalo

voetstuko

das Portal [des Portals; die Portale] Substantiv

portaalo

Prinzmetall

tombakm

die Sentimentalität [der Sentimentalität; die Sentimentalitäten] Substantiv

sentimentaliteitsubstantief

der Stalagmit [des Stalagmits, des Stalagmiten; die Stalagmiten] Substantiv

druipsteenm

stalagmietm

der Stalaktit [des Stalaktits, des Stalaktiten; die Stalaktiten] Substantiv

druipsteenm

stalactietm

der Stall [des Stalles, des Stalls; die Ställe] Substantiv

stalm

das Tantal [des Tantals; —] Substantiv

tantalumo

total [kSt.:] Adjektiv

compleetbijvoeglijk naamwoord

gansbijvoeglijk naamwoord

geheelbijvoeglijk naamwoord

heelbijvoeglijk naamwoord

volbijvoeglijk naamwoord

volkomenbijvoeglijk naamwoord

volslagenbijvoeglijk naamwoord

transcendental

bovenzinnelijk

transcendentbijvoeglijk naamwoord

transcendentaalbijvoeglijk naamwoord

ungestalt Adjektiv

vormeloosbijvoeglijk naamwoord

veranstalten [veranstaltete; hat veranstaltet] Verb

aanrichtenv

arrangerenv

ondernemenv

ordenenv

regelenv

terechtbrengenv

verunstalten [verunstaltete; hat verunstaltet] Verb

ontsierenv

die Waschanstalt Substantiv

wasserijsubstantief

1234