Duits-Nederlands woordenboek »

reiten betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
reiten [ritt; hat/ist geritten] Verb

rijdenwerkwoord

ausbreiten [breitete aus; hat ausgebreitet] Verb

afgevenv

ophoudenv

rekkenv

strekkenv

uitbreidenv

uitstekenv

uitstrekkenv

verbreidenv

verspreidenv

ausschreiten [schritt aus; hat ausgeschritten] Verb

naarbuitenkomenv

optredenv

schrijdenv

stellingnemenv

uitkomenv

bereiten [bereitete; hat bereitet] Verb

aanmakenv

bereidenv

toebereidenv

voorbereidenv

die Breite [der Breite; die Breiten] Substantiv

baansubstantief

breedtesubstantief

ruimheidsubstantief

wijdtesubstantief

einschreiten [schritt ein; ist eingeschritten gegen +AKK] Phrase

ingrijpenwerkwoord

interveniërenwerkwoord

tussenbeidekomenwerkwoord

Entsetzen verbreiten

doenschrikken

schrikaanjagen

verschrikkenwerkwoord

fortschreiten [schritt fort; ist fortgeschritten] Verb

opschietenv

veldwinnenv

vlottenv

vooruitgaanv

vorderenv

Kummer bereiten

bedroevenwerkwoord

ergerenwerkwoord

grieven

verdrietdoen

verdrietenwerkwoord

Schreiten

loop

12