Duits-Nederlands woordenboek »

borg betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
der Borg [des Borgs, des Borges, des Borg; die Borge, die -, die Borg] Substantiv

leningm

overnemingm

borgen [borgte; hat geborgt] Verb

lenenv

uitlenenv

voorschietenv

bergen [barg; hat geborgen] Verb

behoedenv

behoudenv

bergenv

beschermenv

beschuttenv

bewarenv

conserverenv

onderhoudenv

ontveinzenv

opbergenv

overhoudenv

verbergenv

verhelenv

verschuilenv

verstoppenv

wegleggenv

wegzettenv

verborgen [verborgte; hat verborgt] Verb

geheimv

heimelijkv

verborgenv

verstolenv

verbergen [verbarg; hat verborgen] Verb

ontveinzenv

verbergenv

verhelenv

verschuilenv

verstoppenv