Duits-Nederlands woordenboek »

akkusativ betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
der Akkusativ [des Akkusativs; die Akkusative] Substantiv

accusatiefm

vierdenaamvalm

anlehnen [lehnte an; hat angelehnt an + Akkusativ] Phrase

ondersteunenwerkwoord

schragenwerkwoord

steunenwerkwoord

stuttenwerkwoord

aufpassen [passte auf; hat aufgepasst auf +Akkusativ] Verb

achtslaanopwerkwoord

lettenopwerkwoord

oplettenwerkwoord

oppassenwerkwoord

passenopwerkwoord

beruhigen [beruhigte; hat beruhigt Akkusativ] Verb

bedarenv

geruststellenv

kalmerenv

beschimpfen [beschimpfte; hat beschimpft Akkusativ] Verb

affronterenv

beledigenv

krenkenv

besitzen [besaß; hat besessen Akkusativ] Verb

bezittenv

eropnahoudenv

hebbenv

rijkzijnv

bewältigen [bewältigte; hat bewältigt Akkusativ] Verb

bevangenv

overtreffenv

overwinnenv

tebovengaanv

uitblinkenv

uitmuntenv

verslaanv

voorbijstrevenv

zegevierenv

achten [achtete; hat geachtet für +Akkusativ] Verb

achtenv

achtinghebbenvoorv

achtingtoedragenv

hechtenaanv

hoogachtenv

houdenvanv

mogenv

waarderenv

heiraten [heiratete; hat geheiratet Akkusativ] Phrase

indeechtverbindenwerkwoord

trouwenwerkwoord

12