Duits-Nederlands woordenboek »

akkusativ betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
heiraten [heiratete; hat geheiratet Akkusativ] Phrase

uithuwelijkenwerkwoord

lernen [lernte; hat gelernt Akkusativ] Verb

aanlerenwerkwoord

lerenwerkwoord

meinen [meinte; hat gemeint Akkusativ] Verb

achtenv

gelovenv

vanmeningzijnv

vindenv

singen [sang; hat gesungen Akkusativ] Verb

bezingenv

zingenv

verdienen [verdiente; hat verdient Akkusativ] Verb

toekomenv

verdienenv

waardigzijnv

waardzijnv

12