dicţionar German-Olandez »
alle înseamnă în Olandeză
| Germană | Olandeză |
|---|---|
| alle Adjektiv | aldebijvoeglijk naamwoord allebijvoeglijk naamwoord allemaalbijvoeglijk naamwoord allenbijvoeglijk naamwoord |
| die Allee [der Allee; die Alleen] Substantiv | dreefsubstantief laansubstantief |
| die Allegorie [der Allegorie; die Allegorien] Substantiv | allegoriesubstantief gelijkenissubstantief zinnebeeldsubstantief |
| Allegro | |
| allein Adverb | alleenbijwoord dochbijwoord enigbijwoord enkelbijwoord louterbijwoord maarbijwoord pasbijwoord slechtsbijwoord uitsluitendbijwoord verlatenbijwoord |
| alleinig Adjektiv | alleenbijvoeglijk naamwoord enigbijvoeglijk naamwoord louterbijvoeglijk naamwoord verlatenbijvoeglijk naamwoord |
| allemal Adverb | altijdbijwoord immerbijwoord steedsbijwoord telkensbijwoord |
| allenfalls Phrase | inelkgevalbijwoord |
| allenthalben Adverb | allerwegenbijwoord alombijwoord overalbijwoord wijdenzijdbijwoord |
| allerdings Adverb | bepaaldbijwoord immersbijwoord ongetwijfeldbijwoord tochbijwoord vastbijwoord welbijwoord weldegelijkbijwoord |
