Tysk-Holländsk ordbok »
lein betyder på holländska
| Tyska | Holländska |
|---|---|
| der Lein [des Leines, des Leins; die Leine] Substantiv | vlasm |
| die Leine [der Leine; die Leinen, —] Substantiv | koordsubstantief koordesubstantief lijnsubstantief lijntjesubstantief snoersubstantief touwsubstantief |
| Leinenzeug | |
| Leinpflanze | |
| die Leinwand [der Leinwand; die Leinwände] Substantiv | doeksubstantief lijnwaadsubstantief linnensubstantief |
| allein Adverb | alleenbijwoord dochbijwoord enigbijwoord enkelbijwoord louterbijwoord maarbijwoord pasbijwoord slechtsbijwoord uitsluitendbijwoord verlatenbijwoord |
| alleinig Adjektiv | alleenbijvoeglijk naamwoord enigbijvoeglijk naamwoord louterbijvoeglijk naamwoord verlatenbijvoeglijk naamwoord |
| kleinlaut [kleinlauter; am kleinlautesten] Adjektiv | deemoedigbijvoeglijk naamwoord nederigbijvoeglijk naamwoord onderdanigbijvoeglijk naamwoord |
| klein [kleiner; am kleinsten] Adjektiv | geringbijvoeglijk naamwoord karigbijvoeglijk naamwoord kleinbijvoeglijk naamwoord luttelbijvoeglijk naamwoord minbijvoeglijk naamwoord |
| die Angelleine Substantiv | hengelsnoersubstantief simsubstantief snoersubstantief vislijnsubstantief |
