Holländsk-Tysk ordbok »

enkel betyder på tyska

HolländskaTyska
enkel substantief

der nur [des nura; die nury]

enkel bijvoeglijk naamwoord

einfach [einfacher; am einfachsten]Adjektiv

enkel bijwoord

alleinAdverb

bloßAdverb

erstAdverb

lediglichAdverb

enkel m

der Knöchel [des Knöchels; die Knöchel]Substantiv

enkele bijvoeglijk naamwoord

ein paar

einigeAdjektiv

einiger

einiges

etliche

mancheAdjektiv

enkeling o

das Einzelwesen [des Einzelwesens; die Einzelwesen]Substantiv

das Individuum [des Individuums; die Individuen]Substantiv

enkelvoud substantief

die Einzahl [der Einzahl; die Einzahlen]Substantiv

enkelvoudig bijvoeglijk naamwoord

einfach [einfacher; am einfachsten]Adjektiv

einfältig [einfältiger; am einfältigsten]Adjektiv

enkelzijdig

einerseits

bedenkelijk bijvoeglijk naamwoord

fraglich [fraglicher; am fraglichsten]Adjektiv

wagehalsigAdjektiv

besprenkelen v

besprengen [besprengte; hat besprengt]Verb

geenenkel

keinerlei

keines

geenenkel pronoun

niemandPronomen

geenenkel bijvoeglijk naamwoord

keinAdjektiv

keineAdjektiv

keinerAdjektiv

geenenkele

keinerlei

keines

geenenkele pronoun

niemandPronomen

geenenkele bijvoeglijk naamwoord

keinAdjektiv

keineAdjektiv

keinerAdjektiv

omgeenenkelereden

aus keinem Grunde

um nichts

wegen nichts

omgeenenkelereden bijvoeglijk naamwoord

grundlosAdjektiv

opgeenenkelewijze

auf keiner Weise

gar nicht

12