zug znamená v Holandčina

Nemčina	Holandčina
der Einzug [des Einzuges, des Einzugs; die Einzüge] Substantiv	betrekkenm intochtm
der Eisenbahnzug [des Eisenbahnzuges, des Eisenbahnzugs; die Eisenbahnzüge] Substantiv	spoortreinm treinm
der Feldzug [des Feldzugs, des Feldzuges; die Feldzüge] Substantiv	krijgstochtm veldtochtm
der Gesichtszug [des Gesichtszuges, des Gesichtszugs; die Gesichtszüge] Substantiv	gelaatstrekm karaktertrekm trekm
kurzer Auszug	uittrekselo
Nameszug	paraafm
Reiteraufzug	cavalcadev optochtm paardenstoet ruiterstoet
der Schlafanzug [des Schlafanzug(e)s; die Schlafanzüge] Substantiv	pyjamam
der Umzug [des Umzuges, des Umzugs; die Umzüge] Substantiv	verhuizingm
unverzüglich Adjektiv	ogenblikkelijkbijvoeglijk naamwoord promptbijvoeglijk naamwoord
der Vorzug [des Vorzugs, des Vorzuges; die Vorzüge] Substantiv	praem preferentiem privilegem voorkeurm voorliefdem voorrechtm
die Vorzugsaktie [der Vorzugsaktie; die Vorzugsaktien] Substantiv	preferentaandeelsubstantief
das Vorzugsrecht Substantiv	praesubstantief preferentiesubstantief privilegesubstantief voorrechtsubstantief
zuzüglich	benevens bijgaand ingeslotenwerkwoord meto mitsgadersvoegwoord samenmet

História vyhľadávania