ein znamená v Holandčina

Nemčina	Holandčina
das Lama [eine Art der Kamele] Substantiv	lamao lama(priester)o
die Geistliche [eine Geistliche; der/einer Geistlichen; die Geistlichen/zwei Geistliche] Substantiv	geestelijkem pastoorm pastorm zielszorgerm zielverzorgerm
die Geschworene [eine Geschworene; der/einer Geschworenen; die Geschworenen/zwei Geschworene] (österreichisch amtlich auch Geschworne) Substantiv	gezworenem
einen Besuch abstatten	afgaanwerkwoord bezoeken opzoekenwerkwoord
einen Umsatz erzielen	omzetten verkopen
einen Vertrag schließen	aangaanwerkwoord afsluitenwerkwoord contracterenwerkwoord
der Einer [des Einers; die Einer] Substantiv	eenheidm
einer Adjektiv	eenofanderbijvoeglijk naamwoord eenofanderebijvoeglijk naamwoord enigbijvoeglijk naamwoord iemandbijvoeglijk naamwoord
die der Geliebte [der Geliebter, der Geliebten, der einer Geliebten; die Geliebte, die Geliebten, die keine Geliebten] Substantiv	bemindem geliefdem liefm liefjem liefstem zoeteliefm
einernten	oogsten
einerseits	enerzijds enkelzijdig
eines Tages	eens opeenkeer
einfach [einfacher; am einfachsten] Adjektiv	aalwaardigbijvoeglijk naamwoord aalwarigbijvoeglijk naamwoord eenvoudigbijvoeglijk naamwoord enkelbijvoeglijk naamwoord enkelvoudigbijvoeglijk naamwoord simpelbijvoeglijk naamwoord
Einfachkeit	eenvoudsubstantief
einfahren [fuhr ein; hat eingefahren] Verb	binnenrijdenwerkwoord

História vyhľadávania