Nemčina-Holandčina slovník »

acht znamená v Holandčina

NemčinaHolandčina
einmachen [machte ein; hat eingemacht] Verb

inmakenv

konfijtenv

die Eintracht [der Eintracht; —] Substantiv

eendrachtsubstantief

fiatsubstantief

goedvindensubstantief

harmoniesubstantief

samenklanksubstantief

toestemmingsubstantief

erachten [erachtete; hat erachtet] Verb

aantreffenv

achtenv

berekenenv

bevindenv

calculerenv

gelovenv

rekenenv

tellenv

treffenv

uitrekenenv

vanmeningzijnv

vindenv

erdenken [erdachte; hat erdacht] Verb

bedenkenwerkwoord

bekokstovenwerkwoord

uitdenkenwerkwoord

uitkienenwerkwoord

verzinnenwerkwoord

ermächtigen [ermächtigte; hat ermächtigt] Verb

autoriserenv

machtigenv

volmachtigenv

erwachen [erwachte; ist erwacht] Verb

ontwakenwerkwoord

wakkerwordenwerkwoord

die Fastnacht [der Fastnacht; —] Substantiv

carnavalsubstantief
süddeutsch, westösterreichisch, schweizerisch

die Fracht [der Fracht; die Frachten] Substantiv

ladingsubstantief

lastsubstantief

vrachtsubstantief

gedenken [gedachte; hat gedacht] Verb

gedenkenv

onthoudenv

zichherinnerenv

das Gedächtnis [des Gedächtnisses; die Gedächtnisse] Substantiv

aandenken [aandenkens]o

gedachteniso

geheugeno

3456

História vyhľadávania