Nemčina-Holandčina slovník »

acht znamená v Holandčina

NemčinaHolandčina
bevollmächtigen [bevollmächtigte; hat bevollmächtigt] Verb

machtigenv

volmachtigenv

bewachen [bewachte; hat bewacht] Verb

bewakenv

bewarenv

dewachthebbenv

hoedenv

wakenoverv

bringen [brachte; hat gebracht] (auf +AKK) Verb

aanbrengenv

aandragenv

bezorgenv

brengenv

einbringen [brachte ein; hat eingebracht] Verb

binnenbrengenv

fortbringen [brachte fort; hat fortgebracht] Verb

uitdragenwerkwoord

wegbrengenwerkwoord

wegdragenwerkwoord

heranbringen [brachte heran; hat herangebracht] Verb

aanbrengenwerkwoord

aandragenwerkwoord

bezorgenwerkwoord

brengenwerkwoord

hinterbringen [brachte hinter; hat hintergebracht] Verb

aanbrengenwerkwoord

aangevenwerkwoord

klikkenwerkwoord

verklikkenwerkwoord

umbringen [brachte um; hat umgebracht] Verb

ruïnerenv

tegronderichtenv

tenvalbrengenv

verdervenv

unterbringen [brachte unter; hat untergebracht] Verb

huisvestenv

onderbrengenv

wiederbringen [brachte wieder; hat wiedergebracht] Verb

terugbrengenwerkwoord

zubringen [brachte zu; hat zugebracht] Verb

aangevenv

aanreikenv

doorbrengenv

verdrijvenv

denken [dachte; hat gedacht] (über +AKK) Verb

denkenv

nachdenken [dachte nach; hat nachgedacht] (über +AKK) Verb

mediterenv

nadenkenv

peinzenv

zinnenv

einmachen [machte ein; hat eingemacht] Verb

inleggenv

2345

História vyhľadávania