Nederlands-Engels woordenboek »

ze betekenis in Engels

NederlandsEngels
zeemlap substantief

shammy(cloth, see also: chamois)
noun
[UK: ˈʃæ.mi] [US: ˈʃæ.mi]

zeemleer substantief

shammy(chamois leather, see also: chamois)
noun
[UK: ˈʃæ.mi] [US: ˈʃæ.mi]

zeemonster substantief
{n}

sea monster(large, aggressive creature in the sea)
noun

zeemvel substantief

shammy(cloth, see also: chamois)
noun
[UK: ˈʃæ.mi] [US: ˈʃæ.mi]

zeemzoet bijvoeglijk naamwoord

cloying(excessively sweet)
adjective
[UK: ˈklɔɪ.ɪŋ] [US: ˌklɔɪ.ɪŋ]

zeenegenoog substantief
{m}

sea lamprey [sea lampreys](animal)
noun
[UK: siː ˈlæm.pri] [US: ˈsiː ˈlæm.pri]

zeeniveau substantief
{n}

sea level [sea levels](nominal height of the surface of the oceans above which heights of geographical features and aircraft flight levels are measured)
noun
[UK: siː ˈlev.l̩] [US: ˈsiː ˈlev.l̩]

zeeolifant substantief
{m}

elephant seal [elephant seals](mammal of the genus Mirounga)
noun
[UK: ˈe.lɪ.fənt siːl] [US: ˈe.lə.fənt ˈsiːl]

zeeoor substantief

abalone [abalones](edible univalve mollusc)
noun
[UK: ˌæ.bə.ˈləʊ.ni] [US: ˌæ.bəˈlo.ʊ.ni]

zeeotter substantief
{m}

sea otter(Enhydra lutris)
noun

zeep substantief
{f}

soap(substance)
noun
[UK: səʊp] [US: soʊp]

zeep-appel substantief
{m}

soapberry [soapberries](its fruit)
noun
[UK: sˈəʊpbəri] [US: sˈoʊpberi]

zeepaard substantief
{n}

sea horse(fish)
noun

zeepachtig bijvoeglijk naamwoord

soapy [soapier, soapiest]adjective
[UK: ˈsəʊ.pi] [US: ˈsoʊ.pi]

zeepbel substantief
{c}

soap bubble(sphere of soap water)
noun
[UK: səʊp ˈbʌb.l̩] [US: soʊp ˈbʌb.l̩]

zeepbes substantief
{m} {f}

soapberry [soapberries](its fruit)
noun
[UK: sˈəʊpbəri] [US: sˈoʊpberi]

zeepbezie substantief
{m} {f}

soapberry [soapberries](its fruit)
noun
[UK: sˈəʊpbəri] [US: sˈoʊpberi]

zeepboom substantief
{m}

soapberry [soapberries](woody plant)
noun
[UK: sˈəʊpbəri] [US: sˈoʊpberi]

zeepfabriek substantief
{f}

soapery(factory making soap)
noun

zeepkist substantief
{f}

soapbox car(vehicle)
noun

zeepkruid substantief
{n}

soapwort(herb)
noun

zeepnoot substantief
{m} {f}

soapberry [soapberries](its fruit)
noun
[UK: sˈəʊpbəri] [US: sˈoʊpberi]

zeepok substantief

barnacle [barnacles](marine crustacean)
noun
[UK: ˈbɑː.nək.l̩] [US: ˈbɑːr.nək.l̩]

zeepok substantief
{m}

acorn-shell(barnacle of the genus Balanus)
noun

zeeprik substantief
{f}

sea lamprey [sea lampreys](animal)
noun
[UK: siː ˈlæm.pri] [US: ˈsiː ˈlæm.pri]

zeepsop substantief
{n}

lather(foam of soap and water)
noun
[UK: ˈlɑː.ðə(r)] [US: ˈlæ.ðər]

zeer bijvoeglijk naamwoord

fretty(inflamed like a sore)
adjective
[UK: frˈeti] [US: frˈeɾi]

zeer bijwoord

highlyadverb
[UK: ˈhaɪ.li] [US: ˈhaɪ.li]

pure(extremely)
adverb
[UK: pjʊə(r)] [US: ˈpjʊr]

very(to a high degree)
adverb
[UK: ˈver.i] [US: ˈver.i]

zeer doen werkwoord

hurt [hurt, hurt, hurting, hurts](to be painful)
verb
[UK: hɜːt] [US: ˈhɝːt]

zeer ouderwets bijvoeglijk naamwoord

antediluvian(extremely dated)
adjective
[UK: ˌæn.ti.dɪ.ˈluː.viən] [US: ˌæn.ti.dɪ.ˈluː.viən]

zeer productief bijvoeglijk naamwoord

abounding(ample, plenteous, plenty)
adjective
[UK: ə.ˈbaʊnd.ɪŋ] [US: ə.ˈbaʊnd.ɪŋ]

zeer productief zijn werkwoord

abound [abounded, abounding, abounds](to be full to overflowing)
verb
[UK: ə.ˈbaʊnd] [US: ə.ˈbaʊnd]

zeer rijk zijn werkwoord

abound in(to possess in abundance)
verb
[UK: ə.ˈbaʊnd ɪn ˈsʌm.θɪŋ] [US: ə.ˈbaʊnd ɪn ˈsʌm.θɪŋ]

zeer tevreden bijvoeglijk naamwoord

chuffed(very pleased or satisfied)
adjective
[UK: chufft] [US: chufft]

copacetic(fine, excellent, going just right, swell)
adjective

zeer vermogend bijvoeglijk naamwoord

bloated(excessively or extremely large or wealthy)
adjective
[UK: ˈbləʊ.tɪd] [US: ˈbloʊ.tɪd]

zeerob substantief
{m}

seadog(sailor accustomed to the sea)
noun
[UK: ˈsiː.dɒɡ] [US: ˈsiː.ˌdɔːɡ]

zeerot substantief
{m}

salt [salts](sailor)
noun
[UK: sɔːlt] [US: ˈsɒlt]

1234

Zoek geschiedenis