Nederlands-Engels woordenboek »

wortel betekenis in Engels

NederlandsEngels
wortel substantief
{m}

carrot [carrots](Daucus carota ssp. sativus)
noun
[UK: ˈkæ.rət] [US: ˈkæ.rət]

square root(number)
noun
[UK: skweə(r) ruːt] [US: ˈskwer ˈruːt]

wortelhaar substantief
{n}

root hairnoun

wortelstok substantief
{m}

rhizome [rhizomes](horizontal underground stem of some plants)
noun
[UK: ˈraɪ.zəʊm] [US: ˈraɪzoʊm]

worteltaart substantief

carrot cake(sweet cake)
noun

wortelverwant bijvoeglijk naamwoord
{m}

cognate(descended from the same attested source lexeme of an ancestor language)
adjective
[UK: ˈkɒɡ.neɪt] [US: ˈkɒɡ.neɪt]

bitterwortel substantief
{m}

chicory [chicories](common chicory (Cichorium intybus))
noun
[UK: ˈtʃɪk.ə.ri] [US: ˈtʃɪk.ə.ri]

derdemachtswortel substantief
{m}

cube root(number)
noun
[UK: kjuːb ruːt] [US: ˈkjuːb ˈruːt]

diepgeworteld bijvoeglijk naamwoord

visceral(having to do with the response of the body as opposed to the intellect)
adjective
[UK: ˈvɪ.sə.rəl] [US: ˈvɪ.sə.rəl]

engelwortel substantief
{m}

angelica [angelicas](plants of genus Angelica)
noun
[UK: æn.ˈdʒe.lɪk.ə] [US: æn.ˈdʒe.lɪk.ə]

geworteld bijvoeglijk naamwoord

rootedadjective
[UK: ˈruː.tɪd] [US: ˈruː.təd]

handwortelbeen substantief

carpus [carpi](the group of bones that make up the wrist)
noun
[UK: ˈkɑː.pəs] [US: ˈkɑːr.pəs]

ingeworteld bijvoeglijk naamwoord

ingrainedadjective
[UK: ˌɪn.ˈɡreɪnd] [US: ˌɪn.ˈɡreɪnd]

kubiekwortel substantief
{m}

cube root(number)
noun
[UK: kjuːb ruːt] [US: ˈkjuːb ˈruːt]

met wortel en al uitroeien werkwoord

eradicate [eradicated, eradicating, eradicates](to completely destroy; to reduce to nothing radically)
verb
[UK: ɪ.ˈræ.dɪk.eɪt] [US: ɪ.ˈræ.dəˌket]

mierikswortel substantief
{m}

horseradish [-](condiment)
noun
[UK: ˈhɔː.sræ.dɪʃ] [US: ˈhɔːrs.ˌræ.dɪʃ]

ontworteld werkwoord

extirpate [extirpated, extirpating, extirpates](to pull up by the roots)
verb
[UK: ˈek.stə.peɪt] [US: ˈek.stər.ˌpet]

ontwortelen werkwoord

deracinate [deracinated, deracinating, deracinates](pull up by the roots; to uproot; to extirpate)
verb
[UK: dɪ.ˈræ.sɪ.neɪt] [US: dɪ.ˈræ.sʌ.ˌneɪt]

eradicate [eradicated, eradicating, eradicates](to pull up by the roots)
verb
[UK: ɪ.ˈræ.dɪk.eɪt] [US: ɪ.ˈræ.dəˌket]

estrange [estranged, estranging, estranges](remove from an accustomed place or set of associations)
verb
[UK: ɪ.ˈstreɪndʒ] [US: e.ˈstreɪndʒ]

ontworteling substantief
{f}

uprootedness(quality of being uprooted)
noun
[UK: ʌpˈruːtɪdnəs ] [US: əˈprutɪdnəs ]

pijlwortel substantief
{m}

arrowroot(Maranta arundinacea)
noun
[UK: ˈæ.rəʊ.ruːt] [US: ˈæro.ʊ.ruːt]

tandarts gespecialiseerd in wortelkanaalbehandeling substantief

endodontist(one who specializes in endodontics)
noun

verworteling substantief
{f}

rootedness(state or quality of being rooted)
noun
[UK: ˈruːtɪdnəs ] [US: ˈrutədnəs ]

vierkantswortel substantief
{m}

square root(number)
noun
[UK: skweə(r) ruːt] [US: ˈskwer ˈruːt]

yamswortel substantief
{m}

yam [yams](any Dioscorea vine)
noun
[UK: jæm] [US: ˈjæm]

zwamwortel substantief

mycorrhiza [mycorrhizas](symbiotic relationship between the mycelium of a fungus and the roots of a plant)
noun
[UK: mˈaɪkərˌaɪzə] [US: mˈaɪkɔːrˌaɪzə]

Zoek geschiedenis