Nederlands-Engels woordenboek »

woning betekenis in Engels

NederlandsEngels
woning substantief

dwelling [dwellings](house or place in which a person lives)
noun
[UK: ˈdwel.ɪŋ] [US: ˈdwel.ɪŋ]

woning substantief
{f}

apartment [apartments](domicile occupying part of a building)
noun
[UK: ə.ˈpɑːt.mənt] [US: ə.ˈpɑːrt.mənt]

woningkrediet substantief
{n}

home loan(mortgage on a house)
noun

bewoning substantief
{f}

habitation [habitations](the act of inhabitating)
noun
[UK: ˌhæ.bɪ.ˈteɪʃ.n̩] [US: ˌhæ.bə.ˈteɪʃ.n̩]

huurwoning substantief

tenement [tenements](a building that is rented to multiple tenants, especially a low-rent, run-down one)
noun
[UK: ˈte.nə.mənt] [US: ˈte.nə.mənt]

kost en inwoning substantief

board and lodging(lodging with daily meals)
noun
[UK: bɔːd ənd ˈlɒdʒ.ɪŋ] [US: ˈbɔːrd ænd ˈlɑːdʒ.ɪŋ]

portierswoning substantief

lodge [lodges](porter's rooms)
noun
[UK: lɒdʒ] [US: ˈlɑːdʒ]

rijtjeswoning substantief
{f}

rowhousenoun

tussenwoning substantief
{f}

rowhousenoun

twee-onder-een-kapwoning substantief

semi-detached(house)
noun

Zoek geschiedenis