Nederlands | Engels |
---|---|
week bijvoeglijk naamwoord | slack [slacker, slackest](weak) soft [softer, softest](lacking strength or resolve) |
week substantief {f} | week [weeks](period of seven days) |
weekblad substantief {n} | weekly [weeklies](publication that is published once a week) |
weekdag substantief {m} | weekday [weekdays](day of the week, excluding weekends) |
weekdier substantief {n} | mollusc [molluscs](soft-bodied invertebrate of phylum Mollusca, see also: clam; oyster; mussel) |
weekeinde substantief {n} | weekend [weekends](break in the working week) |
weekend substantief {n} | weekend [weekends](break in the working week) |
weeklagen substantief {n} | lamentation [lamentations](the act of lamenting) |
weekmaker substantief | plasticizer [plasticizers](substance added for pliability in plastics) |
doordeweeks bijvoeglijk naamwoord | run-of-the-mill(ordinary) |
doorweekt bijvoeglijk naamwoord | soggy [soggier, soggiest](soaked with liquid) |
doorweekt raken werkwoord | sodden(to drench, soak or saturate) |
doorweekte bijvoeglijk naamwoord | soggy [soggier, soggiest](soaked with liquid) |
eenmaal per week bijwoord | weekly(once every week) |
elke week bijwoord | weekly(every week) |
geweeklaag substantief {n} | lamentation [lamentations](the act of lamenting) |
Goede Week eigennam {f} {m} | Holy Week(week preceding Easter) |
kweek substantief {m} {f} | couch grass(species of grass) |
om de week bijvoeglijk naamwoord | biweekly(occurring every two weeks) |
tweekamerhig bijvoeglijk naamwoord | bicameral(having two separate legislative chambers) |
tweekamp substantief {n} | duel [duels](struggle between two parties) |
tweeklank substantief {m} | diphthong [diphthongs](complex vowel sound) |
tweekleurige mees substantief | tufted titmouse(Baeolophus bicolor) |
tweekoppig bijvoeglijk naamwoord | two-headed(having two heads) |
tweekoren substantief {n} | emmer [emmers](Triticum dicoccon) |
tweemaal per week bijvoeglijk naamwoord | biweekly(occurring twice a week) |
viskweek substantief {m} | pisciculture(rearing of fish) |
werkweek substantief {m} {f} | workweek [workweeks](range of days of the week) |