Nederlands-Engels woordenboek »

vastleggen betekenis in Engels

NederlandsEngels
vastleggen werkwoord

calendar [calendared, calendaring, calendars](to set a date for a proceeding in court)
verb
[UK: ˈkæ.lɪn.də(r)] [US: ˈkæ.lən.dər]

embed [embedded, embedding, embeds](lay as in a bed; lay in surrounding matter)
verb
[UK: ɪm.ˈbed] [US: em.ˈbed]

program [programed, programing, programs](to put together the schedule of an event)
verb
[UK: ˈprəʊ.ɡræm] [US: ˈproʊ.ɡræm]

vastleggen op werkwoord

slate [slated, slating, slates](schedule)
verb
[UK: sleɪt] [US: sˈleɪt]

op de gevoelige plaat vastleggen werkwoord

lens(to film)
verb
[UK: lenz] [US: ˈlenz]

op voorhand vastleggen werkwoord

prefix(set or appoint beforehand)
verb
[UK: ˌpriː.ˈfɪks] [US: ˈpriː.fɪks]

Zoek geschiedenis