Nederlands | Engels |
---|---|
twee substantief {f} | deuce [deuces](playing card) |
twee- bijvoeglijk naamwoord | bi-(two-) |
twee bier alstublieft phrase | two beers, pleasephrase |
twee bier graag phrase | two beers, pleasephrase |
twee biertjes alstublieft phrase | two beers, pleasephrase |
twee biertjes graag phrase | two beers, pleasephrase |
twee druppels water substantief | spitting image(the exact likeness of someone) |
twee-eiig bijvoeglijk naamwoord | dizygotic(derived from two eggs that have been separately fertilized) |
twee hoofden zijn beter dan één phrase | two heads are better than one(joint thinking pays) |
twee keer bijwoord | twice(two times) |
twee-onder-een-kapper substantief | semi-detached(house) |
twee-onder-een-kapwoning substantief | semi-detached(house) |
twee vliegen in een klap substantief | two birds with one stone(two things by one action) |
twee vliegen in één klap slaan werkwoord | kill two birds with one stone(solve two problems at once) |
twee weken substantief {Pl} | fortnight [fortnights](period of two weeks) |
tweebak substantief {m} | hardtack(hard biscuit) |
tweebenig bijvoeglijk naamwoord | two-legged(having two legs) |
tweed substantief {n} | tweed [tweeds](coarse woolen fabric) |
tweede bijvoeglijk naamwoord | sophomore(second in a series) |
tweede kans substantief {f} | second chance(opportunity to redeem oneself) |
tweede kerstdag substantief {m} | Boxing Day(the day after Christmas: 26 December) |
tweede keus substantief {m} {f} | second [seconds](manufactured item that fails to meet quality control standards) |
tweede komst substantief {f} | second coming(the return of Jesus Christ) |
tweede macht substantief {f} | square [squares](second power) |
tweede naamval substantief {m} | genitive [genitives](inflection pattern) |
tweede paasdag eigennam | Easter Monday(Monday after Easter Sunday) |
tweede persoon substantief {m} | second person(the form of a verb used when the subject of a sentence is the audience) |
tweede piloot substantief {m} | copilot(relief or assistant pilot of an aircraft) |
Tweede Wereldoorlog eigennam {m} | World War II(war from 1939 to 1945) |
tweedegraads- bijvoeglijk naamwoord | second-degree(severely blistered) |
tweedegraadsvergelijking substantief {f} | quadratic equation(second-degree equation) |
tweedehands bijvoeglijk naamwoord | secondhand(not new; previously owned and used by another) |
tweedehandse rook substantief | second-hand smoke(smoke from cigarettes, that any person including non-smokers could breathe in) |
tweedejaars substantief {c} | sophomore [sophomores](second-year student) |
tweedeklas bijvoeglijk naamwoord | second-class(inferior in quality or standing) second-rate(of mediocre quality) |
tweedeling substantief | bifurcation [bifurcations](biology: division into two branches) dichotomy [dichotomies](separation or division into two) |
tweedracht substantief {f} | discord [discords](strife resulting from lack of agreement; dissension) |
tweeduizend telwoord {f} | two thousand(cardinal number) |