Nederlands-Engels woordenboek »

trekking betekenis in Engels

NederlandsEngels
trekking substantief
{f}

draw [draws](procedure by which the result of a lottery is determined)
noun
[UK: drɔː] [US: ˈdrɒ]

trekkingfiets substantief
{f}

touring bicyclenoun

trekkingfiets substantief
{m} {f}

tourer(touring bicycle)
noun
[UK: ˈtʊə.rə] [US: ˈtʊə.rər]

aaantrekkingskracht substantief

oomph(sex appeal)
noun
[UK: ʊmf] [US: ˈuːmf]

aantrekkingskracht substantief
{f}

attraction [attractions](tendency to attract)
noun
[UK: ə.ˈtræk.ʃn̩] [US: ə.ˈtræk.ʃn̩]

aftrekking substantief
{f}

subtraction [subtractions](calculation)
noun
[UK: səb.ˈtræk.ʃn̩] [US: səb.ˈtræk.ʃn̩]

betrekkingen substantief
{f-Pl}

intercourse [intercourses](dealings between countries)
noun
[UK: ˈɪn.tək.ɔːs] [US: ˈɪn.tərˌk.ɔːrs]

diplomatieke betrekkingen substantief
{f-Pl}

diplomatic relations(diplomatic intercourse)
noun

gevolgtrekking substantief
{f}

corollary [corollaries](proposition which follows easily)
noun
[UK: kə.ˈrɒ.lə.ri] [US: ˈkɔː.rə.ˌle.ri]

in wederkerige betrekking staan werkwoord

correlate [correlated, correlating, correlates](intransitive: to be related by a correlation)
verb
[UK: ˈkɒ.rə.leɪt] [US: ˈkɔː.rə.ˌlet]

internationale betrekkingen substantief

international relations(study of relationships among countries)
noun

intrekking substantief
{m}

abrogation [abrogations](act of abrogating)
noun
[UK: ˌæ.brə.ˈɡeɪ.tʃn̩] [US: ˌæ.brə.ˈɡeɪʃ.n̩]

lottrekking substantief

lottery [lotteries](scheme for the distribution of prizes by lot or chance)
noun
[UK: ˈlɒ.tə.ri] [US: ˈlɑː.tə.ri]

met betrekking tot preposition

as regards(regarding)
preposition
[UK: əz rɪ.ˈɡɑːdz ˈsʌm.θɪŋ] [US: ˈæz rɪ.ˈɡɑːrdz ˈsʌm.θɪŋ]

concerning(regarding)
preposition
[UK: kən.ˈsɜːn.ɪŋ] [US: kən.ˈsɝːn.ɪŋ]

in respect of(pertaining to)
preposition
[UK: ɪn rɪ.ˈspekt əv ˈsʌm.θɪŋ] [US: ɪn rə.ˈspekt əv ˈsʌm.θɪŋ]

with respect to(pertaining to)
preposition
[UK: wɪð rɪ.ˈspekt tuː] [US: wɪθ rə.ˈspekt ˈtuː]

met betrekking tot een roeping/aanleg bijvoeglijk naamwoord

vocational(of or pertaining to a vocation)
adjective
[UK: vəʊˈk.eɪ.ʃnəl] [US: voʊˈk.eɪ.ʃnəl]

met betrekking tot een tussenruimte bijvoeglijk naamwoord

interstitial(of, relating to, or situated in an interstice)
adjective
[UK: ˌɪn.tə.ˈstɪʃ.l̩] [US: ˌɪn.tə.ˈstɪʃ.l̩]

met betrekking tot een vak bijvoeglijk naamwoord

vocational((of education) that provides a special skill rather than academic knowledge)
adjective
[UK: vəʊˈk.eɪ.ʃnəl] [US: voʊˈk.eɪ.ʃnəl]

met betrekking tot het zijnde bijvoeglijk naamwoord

ontological(of, or relating to, ontology)
adjective
[UK: ɒn.ˈtɒ.lə.dʒi] [US: ˌɑːn.tə.ˈlɑː.dʒɪkəl]

of woorden van die strekking phrase

or words to that effect(used to indicate a paraphrase)
phrase

samentrekking substantief
{f}

contraction [contractions](linguistics: process whereby one or more sounds of a free morpheme are lost or reduced)
noun
[UK: kən.ˈtræk.ʃn̩] [US: kən.ˈtræk.ʃn̩]

wince(gesture of shrinking away)
noun
[UK: wɪns] [US: ˈwɪns]

scheeftrekking substantief

warp [warps](distortion or twist)
noun
[UK: wɔːp] [US: ˈwɔːrp]

sexuele betrekkingen substantief
{f-Pl}

intercourse [intercourses](sexual intercourse)
noun
[UK: ˈɪn.tək.ɔːs] [US: ˈɪn.tərˌk.ɔːrs]

sexual intercourse(sexual interaction)
noun
[UK: ˈsek.ʃʊəl ˈɪn.tək.ɔːs] [US: ˈsek.ʃuːəl ˈɪn.tərˌk.ɔːrs]

speciaal trekkingsrecht substantief
{n}

special drawing right(accounting unit)
noun

strekking substantief
{n}

purpose [purposes](end for which something is done, is made or exists)
noun
[UK: ˈpɜː.pəs] [US: ˈpɝː.pəs]

stuiptrekking substantief

throe [throes](severe pang or spasm of pain, especially one experienced when the uterus contracts during childbirth, or when a person is about to die)
noun
[UK: θrəʊ] [US: θroʊ]

terugtrekking substantief

recession [recessions](act or instance of receding)
noun
[UK: rɪ.ˈseʃ.n̩] [US: rə.ˈseʃ.n̩]

terugtrekking substantief
{f}

retreat(act of pulling back or withdrawing)
noun
[UK: rɪ.ˈtriːt] [US: ri.ˈtriːt]

withdrawal [withdrawals](act of withdrawing)
noun
[UK: wɪð.ˈdrɔːr.əl] [US: wɪð.ˈdrɔː.əl]