Nederlands-Duits woordenboek »

waar betekenis in Duits

NederlandsDuits
oostwaarts bijwoord

nach Osten

ostwärts

opwaarts

empor

herauf

nach oben

opwaarts bijwoord

aufwärtsAdverb

hinaufAdverb

overwaarderen v

überschätzen [überschätzte; hat überschätzt]Verb

rugwaarts bijwoord

zurückAdverb

slagzwaard o

das Schwert [des Schwert(e)s; die Schwerter]Substantiv

smokkelwaar m

der Schleichhandel [des Schleichhandels; —]Substantiv

der Schmuggel [des Schmuggels; —]Substantiv

smokkelwaar substantief
veraltet

die Konterbande [der Konterbande; —]Substantiv

vanwaar bijwoord

woher

verontwaardigd bijvoeglijk naamwoord

unwilligAdjektiv

verontwaardigdzijn

aufgebracht sein

entrüstet sein

sich entrüsten

verontwaardigen v

entrüsten [entrüstete; hat entrüstet]Verb

voorwaarde substantief

die Bedingung [der Bedingung; die Bedingungen]Substantiv

die Klausel [der Klausel; die Klauseln]Substantiv

voorwaarde m

der Vorbehalt [des Vorbehalts, des Vorbehaltes; die Vorbehalte]Substantiv

voorwaardelijkewijs

Bedingungsfall

Konditionalis

voorwaarts

hervor

vorwärts

wederwaardigheid o

das Abenteuer [des Abenteuers; die Abenteuer]Substantiv

das Erlebnis [des Erlebnisses; die Erlebnisse]Substantiv

zaakwaarnemer m

der Prokurist [des Prokuristen; die Prokuristen]Substantiv

der Stellvertreter [des Stellvertreters; die Stellvertreter]Substantiv

der Vertreter [des Vertreters; die Vertreter]Substantiv

zegelbewaarder m

der Kanzler [des Kanzlers; die Kanzler]Substantiv

zichverontwaardigen

aufgebracht sein

entrüstet sein

sich entrüsten

zuidwaarts bijwoord

nach Süden

südwärts

zwaar bijvoeglijk naamwoord

anstrengend [anstrengender; am anstrengendsten]Adjektiv

arg [ärger; am ärgsten]Adjektiv

bedeutend [bedeutender; am bedeutendsten]Adjektiv

4567

Zoek geschiedenis