Duits-Nederlands woordenboek »
zurück betekenis in Nederlands
| Duits | Nederlands |
|---|---|
| zurück Adverb | achteruitbijwoord achterwaartsbijwoord alweerbijwoord her-bijwoord nogmaalsbijwoord re-bijwoord rugwaartsbijwoord terugbijwoord terug-bijwoord vanvorenafaanbijwoord wederbijwoord wederombijwoord weerbijwoord weer-bijwoord weerombijwoord |
| zurück- | |
| zurückbehalten [behielt zurück; hat zurückbehalten] Verb | openhoudenwerkwoord reserverenwerkwoord vrijhoudenwerkwoord |
| zurückbleiben [blieb zurück; ist zurückgeblieben] Verb | |
| zurückblickend Adjektiv | retrospectiefbijvoeglijk naamwoord terugziendbijvoeglijk naamwoord |
| zurückgeben [gab zurück; hat zurückgegeben] Verb | |
| zurückhalten [hielt zurück; hat zurückgehalten] Verb |
