Nederlands-Duits woordenboek »

mat betekenis in Duits

NederlandsDuits
aanmatigend bijvoeglijk naamwoord

hochmütig [hochmütiger; am hochmütigsten]Adjektiv

impertinent [impertinenter; am impertinentesten]Adjektiv

übermütig [übermütiger; am übermütigsten]Adjektiv

aanmatiging m

der Übermut [des Übermutes, des Übermuts; —]Substantiv

acclamatie m

der Beifall [des Beifalls, des Beifalles; —]Substantiv

acclimatiseren v

akklimatisieren [akklimatisierte sich; hat sich akklimatisiert]Verb

achromatisch bijvoeglijk naamwoord

achromatisch [achromatischer; am achromatischsten]Adjektiv

farblos [farbloser; am farblosesten]Adjektiv

afmatting substantief

die Strapaze [der Strapaze; die Strapazen]Substantiv

amateur m

der Amateur [des Amateurs; die Amateure]Substantiv

der Liebhaber [des Liebhabers; die Liebhaber]Substantiv

armatuur substantief
Technik

die Armatur [der Armatur; die Armaturen]Substantiv

astigmatisme m

der Astigmatismus [des Astigmatismus; die Astigmatismen]Substantiv

bijacclamatiebenoemen

zujauchzen

bijacclamatiebenoemen werkwoord

akklamieren [akklamierte; hat akklamiert]Verb

bovenmatig bijvoeglijk naamwoord

äußerster

extrem [extremer; am extremsten]Adjektiv

cinematograaf m

der Kinematograph [des Kinematographen; die Kinematographen]Substantiv

clematis substantief

die Waldrebe [der Waldrebe; die Waldreben]Substantiv

declamatie substantief

die Deklamation [der Deklamation; die Deklamationen]Substantiv

dermate bijwoord

so

diplomatie substantief

die Diplomatie [der Diplomatie; —]Substantiv

doelmatig bijvoeglijk naamwoord

bequem [bequemer; am bequemsten]Adjektiv

gemächlich [gemächlicher; am gemächlichsten]Adjektiv

zweckmäßig [zweckmäßiger; am zweckmäßigsten]Adjektiv

doelmatig v

gelegen [gelegener; am gelegensten]Verb

dramatiek substantief

die Dramaturgie [der Dramaturgie; die Dramaturgien]Substantiv

dramaturgie substantief

die Dramaturgie [der Dramaturgie; die Dramaturgien]Substantiv

formatie o

das Formation [der Formation; die Formationen]Substantiv

gelijkmatig bijvoeglijk naamwoord

egal [egaler; am egalsten]Adjektiv

gelijkmatig bijwoord

gleichAdverb

gematigd bijvoeglijk naamwoord

mäßig [mäßiger; am mäßigsten]Adjektiv

grammatica substantief

die Grammatik [der Grammatik; die Grammatiken]Substantiv

die Sprachlehre [der Sprachlehre; die Sprachlehren]Substantiv

hangmat substantief

die Hängematte [der Hängematte; die Hängematten]Substantiv

informatie substantief

die Auskunft [der Auskunft; die Auskünfte]Substantiv

informatie m

der Bericht [des Bericht(e)s; die Berichte]Substantiv

der Bescheid [des Bescheides/Bescheids; die Bescheide]Substantiv

informatiebureau o

Auskunftstelle

kazemat substantief

die Kasematte [der Kasematte; die Kasematten]Substantiv

123