Nederlands-Duits woordenboek »

blij betekenis in Duits

NederlandsDuits
vakantieverblijf m

der Ferienort [des Ferienortes, Ferienorts; die Ferienorte]Substantiv

verblijd bijvoeglijk naamwoord

froh [froher; am frohsten]Adjektiv

verblijden werkwoord

erfreuen [erfreute; hat erfreut]Verb

verblijf m

der Aufenthalt [des Aufenthalt(e)s; die Aufenthalte]Substantiv

verblijfhouden v

verweilen [verweilte; hat verweilt]Verb

weilen [weilte; hat geweilt]Verb

verblijven v

bleiben [blieb; ist geblieben]Verb

übrigbleibenVerb

zichverblijden

sich freuen

zichverblijden v

frohlocken [frohlockte; hat frohlockt]Verb

12

Zoek geschiedenis