Holländsk-Tysk ordbok »

nieuw betyder på tyska

HolländskaTyska
nieuw bijvoeglijk naamwoord

neu [neuer; am neusten]Adjektiv

nieuweling m

der Novize [des Novizen, des Novize; die Novizen]Substantiv

nieuwerwets werkwoord

modern [moderte; hat gemodert]Verb

nieuwheid substantief

die Neuheit [der Neuheit; die Neuheiten]Substantiv

nieuwigheid substantief

die Neuheit [der Neuheit; die Neuheiten]Substantiv

die Neuigkeit [der Neuigkeit; die Neuigkeiten]Substantiv

nieuwigheid v

Neues

nieuwjaarsdag m

der Neujahrstag [des Neujahrstags|Neujahrstages; die Neujahrstage]Substantiv

nieuws

Neues

nieuws substantief

die Neuheit [der Neuheit; die Neuheiten]Substantiv

die Neuigkeit [der Neuigkeit; die Neuigkeiten]Substantiv

nieuwsgierig bijvoeglijk naamwoord

gespannt [gespannter; am gespanntesten]Adjektiv

neugierig [neugieriger; am neugierigsten]Adjektiv

nieuwsgierigheid substantief

die WißbegierSubstantiv

nieuwtje substantief

die Neuheit [der Neuheit; die Neuheiten]Substantiv

die Neuigkeit [der Neuigkeit; die Neuigkeiten]Substantiv

nieuwtje o

Neues

nieuwzilver o

Alfenide

benieuwd bijvoeglijk naamwoord

gespannt [gespannter; am gespanntesten]Adjektiv

neugierig [neugieriger; am neugierigsten]Adjektiv

opnieuw bijvoeglijk naamwoord

abermaligAdjektiv

opnieuw bijwoord

abermalsAdverb

von neuem

wiederAdverb

vernieuwen v

erneuern [erneuerte; hat erneuert]Verb