Holländsk-Tysk ordbok »

kleur betyder på tyska

HolländskaTyska
kleur substantief

die Farbe [der Farbe; die Farben]Substantiv

kleur o

das Abzeichen [des Abzeichens; die Abzeichen]Substantiv

das Emblem [des Emblems; die Embleme]Substantiv

das Rot [des Rots; die Rots]Substantiv

das Sinnbild [des Sinnbild(e)s; die Sinnbilder]Substantiv

kleuren

rot werden

kleuren v

erröten [errötete; ist errötet]Verb

färben [färbte; hat gefärbt]Verb

kleurenbeeld o

das Spektrum [des Spektrums; die Spektren, die Spektra]Substantiv

kleurig bijvoeglijk naamwoord

bunt [bunter; am buntesten]Adjektiv

kleurkrijt o

das Pastell [des Pastells|Pastelles; die Pastelle]Substantiv

kleurloos bijvoeglijk naamwoord

farblos [farbloser; am farblosesten]Adjektiv

kleurrijk bijvoeglijk naamwoord

bunt [bunter; am buntesten]Adjektiv

kleurstof substantief

die Farbe [der Farbe; die Farben]Substantiv

kleurstof m

der Farbstoff [des Farbstoffs, des Farbstoffes; die Farbstoffe]Substantiv

kleurstof o

das Pigment [des Pigments, des Pigmentes; die Pigmente]Substantiv

kleurstof v

Farbstück

driekleurigviooltje o

das Stiefmütterchen [des Stiefmütterchens; die Stiefmütterchen]Substantiv

eenbronskleurgeven werkwoord

bronzieren [bronzierte; hat bronziert]Verb

ontkleuren werkwoord

entfärben [entfärbte; hat entfärbt]Verb

tweekleurig bijvoeglijk naamwoord

zweifarbigAdjektiv

veelkleurig bijvoeglijk naamwoord

bunt [bunter; am buntesten]Adjektiv

verkleuren werkwoord

entfärben [entfärbte; hat entfärbt]Verb