Engels-Nederlands woordenboek »

zeal betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
zeal (fervor or devotion)
noun
[UK: ziːl]
[US: ˈziːl]

geestdriftsubstantief
{m}

ijversubstantief
{m}

Zealand (Danish island)
proper noun
[UK: ˈziː.lənd]
[US: ˈziː.lənd]

Seelandeigennam
{n}

zealot [zealots] (member of the Zealot movement in Judea)
noun
[UK: ˈze.lət]
[US: ˈze.lət]

zelootsubstantief

zealot [zealots] (zealous person)
noun
[UK: ˈze.lət]
[US: ˈze.lət]

fanaatsubstantief
{m} {f}

fanatiekelingsubstantief
{m}

zealous (full of zeal; ardent)
adjective
[UK: ˈze.ləs]
[US: ˈze.ləs]

ijverigbijvoeglijk naamwoord

vlijtigbijvoeglijk naamwoord

zealously (with zealotry)
adverb
[UK: ˈze.lə.sli]
[US: ˈziː.lə.sli]

naijverigbijwoord

New Zealand (attributive form - relating to New Zealand)
proper noun
[UK: njuː ˈziː.lənd]
[US: nuː ˈziː.lənd]

Nieuw-Zeelandseigennam

New Zealand (country in Oceania)
proper noun
[UK: njuː ˈziː.lənd]
[US: nuː ˈziː.lənd]

Nieuw-Zeelandeigennam
{n}

New Zealand falcon (Falco novaeseelandiae)
noun

Nieuw-Zeelandse valksubstantief

New Zealander [New Zealanders] (a person from New Zealand or of New Zealand descent)
noun
[UK: njuː ˈzɪ.lən.də(r)]
[US: nuː ˈziː.lən.dər]

Nieuw-Zeelandersubstantief
{m}

Nieuw-Zeelandsesubstantief
{f}

New Zealandic (of New Zealand)
adjective

Nieuw-Zeelandsbijvoeglijk naamwoord