Engels-Nederlands woordenboek »

wrap betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
wrap [wraps] (garment)
noun
[UK: ræp]
[US: ˈræp]

omslagsubstantief

wrap [wrapped, wrapping, wraps] (to enclose completely in fabric, paper, etc)
verb
[UK: ræp]
[US: ˈræp]

inpakkenwerkwoord

omhullenwerkwoord

wrap around one's little finger (to successfully control or influence)
verb

om zijn/haar vinger windenwerkwoord

wrap up (To finish off a task completely)
verb
[UK: ræp ʌp]
[US: ˈræp ʌp]

afrondenwerkwoord

wrap up (To fold and secure something to be the cover or protection)
verb
[UK: ræp ʌp]
[US: ˈræp ʌp]

inpakkenwerkwoord

omhullenwerkwoord

verpakkenwerkwoord

wrap up (To summarize or recapitulate)
verb
[UK: ræp ʌp]
[US: ˈræp ʌp]

samenvattenwerkwoord

wrapper [wrappers] (something that is wrapped around something else as a cover or protection)
noun
[UK: ˈræ.pə(r)]
[US: ˈræ.pər]

omslagsubstantief

verpakkingsubstantief

wrapping paper (paper used for wrapping parcels or presents)
noun
[UK: ˈræp.ɪŋ ˈpeɪ.pə(r)]
[US: ˈræp.ɪŋ ˈpeɪ.pər]

pakpapiersubstantief
{n}

unwrap [unwrapped, unwrapping, unwraps] (undo what is wrapped)
verb
[UK: ʌn.ˈræp]
[US: ʌn.ˈræp]

uitpakkenwerkwoord

Zoek geschiedenis