Engels-Nederlands woordenboek »

wire betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
wire [wires] (metal conductor that carries electricity)
noun
[UK: ˈwaɪə(r)]
[US: ˈwaɪər]

adersubstantief

elektriciteitsdraadsubstantief

snoersubstantief

wire [wires] (thin thread of metal)
noun
[UK: ˈwaɪə(r)]
[US: ˈwaɪər]

draadsubstantief
{m}

wire [wired, wiring, wires] (to add something into an electrical system by means of wiring)
verb
[UK: ˈwaɪə(r)]
[US: ˈwaɪər]

aansluitenwerkwoord

wire [wired, wiring, wires] (to equip with wires for use with electricity)
verb
[UK: ˈwaɪə(r)]
[US: ˈwaɪər]

electrificerenwerkwoord

wire [wired, wiring, wires] (to fasten with wire)
verb
[UK: ˈwaɪə(r)]
[US: ˈwaɪər]

vastbindenwerkwoord

wire cutters (hand tool)
noun

draadschaarsubstantief
{f}

wire stripper (small device to strip the insulation from electric wires)
noun

draadstrippersubstantief
{m}

striptangsubstantief
{f}

wireless (not having any wires)
adjective
[UK: ˈwaɪə.lɪs]
[US: ˈwaɪr.ləs]

draadloosbijvoeglijk naamwoord

wiretap (to install or to use such a device)
verb
[UK: ˈwaɪərˌ.tæp]
[US: ˈwaɪər.ˌtæp]

aftappenwerkwoord

barbed wire (twisted strands of steel wire)
noun
[UK: bɑːbd ˈwaɪə(r)]
[US: ˈbɑːrbd ˈwaɪər]

prikkeldraadsubstantief
{m}

chicken wire (mesh of wire)
noun

kippengaassubstantief
{n}

tripwire (a passive triggering mechanism)
noun
[UK: ˈtrɪp.waɪə(r)]
[US: ˈtrɪp.waɪər]

struikeldraadsubstantief

valstriksubstantief