Engels-Nederlands woordenboek »

wild betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
wild [wilder, wildest] (not domesticated or tamed)
adjective
[UK: waɪld]
[US: ˈwaɪld]

wildbijvoeglijk naamwoord

wild animal (animal living in a natural, undomesticated state)
noun
[UK: waɪld ˈæ.nɪm.l̩]
[US: ˈwaɪld ˈæ.nəm.l̩]

wild diersubstantief

wild boar (Sus scrofa)
noun
[UK: waɪld bɔː(r)]
[US: ˈwaɪld ˈbɔːr]

eversubstantief
{m}

everzwijnsubstantief
{n}

wild zwijnsubstantief
{n}

wild goat (capra aegagrus)
noun
[UK: waɪld ɡəʊt]
[US: ˈwaɪld ɡoʊt]

bezoargeitsubstantief

Wild Hunt (folk myth)
noun

Wilde Jachtsubstantief

wild rice (any species of Zizania)
noun

wilde rijstsubstantief
{m}

wild service tree (Sorbus torminalis)
noun

elsbessubstantief
{f}

wild turkey (Meleagris gallopavo)
noun
[UK: waɪld ˈtɜːk.i]
[US: ˈwaɪld ˈtɝːk.i]

kalkoensubstantief
{m}

Wild West (western United States during the 19th-century era of settlement)
proper noun
[UK: waɪld west]
[US: ˈwaɪld ˈwest]

Wilde Westeneigennam
{n}

wildcat [wildcats] noun
[UK: ˈwaɪldkæt]
[US: ˈwaɪldˌkæt]

wilde katsubstantief
{f}

wilde stakingsubstantief
{f}

wildcat strike (labour strike not authorized by the leaders of a trade union)
noun
[UK: ˈwaɪldkæt straɪk]
[US: ˈwaɪldˌkæt ˈstraɪk]

wilde stakingsubstantief
{f}

wilderness [wildernesses] (uncultivated and unsettled land in its natural state; a tract of such land)
noun
[UK: ˈwɪl.də.nəs]
[US: ˈwɪl.dər.nəs]

wildernissubstantief
{f}

wildfowl (wild bird)
noun
[UK: ˈwaɪld.faʊl]
[US: ˈwaɪld.faʊl]

wild gevogeltesubstantief

wildland (natural area)
noun

land/grondsubstantief

onbebouwdsubstantief

wildernissubstantief

woestenijsubstantief

wildlife (animals (without plants))
noun
[UK: ˈwaɪld.laɪf]
[US: ˈwaɪld.ˌlaɪf]

wilde dierensubstantief

wildlife (animals and plants in their natural environment)
noun
[UK: ˈwaɪld.laɪf]
[US: ˈwaɪld.ˌlaɪf]

levende natuursubstantief
{n}

wilde planten en dierensubstantief
{n}

wildlevensubstantief
{n}

wildlifesubstantief
{n}

wildling (wild animal)
noun
[UK: wˈaɪldlɪŋ]
[US: wˈaɪldlɪŋ]

wild dier/ beestsubstantief

wildling (wild plant)
noun
[UK: wˈaɪldlɪŋ]
[US: wˈaɪldlɪŋ]

wilde plantsubstantief

bewildered (confused)
adjective
[UK: bɪ.ˈwɪl.dəd]
[US: bə.ˈwɪl.dərd]

verbijsterdbijvoeglijk naamwoord

bewildering (very baffling, confusing, or perplexing)
adjective
[UK: bɪ.ˈwɪl.dər.ɪŋ]
[US: bə.ˈwɪl.dər.ɪŋ]

duizelingwekkendbijvoeglijk naamwoord

verbijsterendbijvoeglijk naamwoord

verbluffendbijvoeglijk naamwoord

verwarrendbijvoeglijk naamwoord

bewilderment (state of being bewildered)
noun
[UK: bɪ.ˈwɪl.də.mənt]
[US: bə.ˈwɪl.dər.mənt]

verbijsteringsubstantief

blue wildebeest [blue wildebeests] (Connochaetes taurinus)
noun
[UK: bluː ˈwɪl.dɪ.biːst]
[US: ˈbluː ˈwɪl.dɪ.biːst]

blauwe gnoesubstantief
{m}

in the wild (not domesticated)
preposition

in de natuurpreposition

in het wildpreposition

northern wild rice (Zizania palustris)
noun
[UK: ˈnɔː.ðən waɪld raɪs]
[US: ˈnɔːr.ðərn ˈwaɪld ˈraɪs]

wilde rijstsubstantief
{n}

spread like wildfire (spread or disseminate rapidly or uncontrollably)
verb
[UK: spred ˈlaɪk ˈwaɪld.faɪə(r)]
[US: ˈspred ˈlaɪk ˈwaɪld.ˌfaɪər]

als een lopend vuurtjewerkwoord
{n}

Zoek geschiedenis