Engels-Nederlands woordenboek »

whole betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
whole (entire)
adjective
[UK: həʊl]
[US: hoʊl]

heelbijvoeglijk naamwoord

whole milk [whole milks] (milk from which nothing has been removed)
noun
[UK: həʊl mɪlk]
[US: hoʊl ˈmɪlk]

volle melksubstantief
{f}

whole shebang (the entire thing)
noun

de hele bendesubstantief
{f}

de hele mikmaksubstantief

de hele rataplansubstantief

de hele reutemeteutsubstantief

wholegrain (cereal grain that contains germ, endosperm, and bran)
noun
[UK: ˈhəʊl.ɡreɪn]
[US: ˈhoʊl.ɡreɪn]

volkorensubstantief

wholeheartedly (in a wholehearted manner; with one's whole heart; enthusiastically)
adverb
[UK: ˌhəʊl.ˈhɑː.tɪd.li]
[US: ˌhoʊl.ˈhɑː.tɪd.li]

van ganser hartebijwoord

wholemeal bread (bread)
noun

volkorenbroodsubstantief
{n}

wholesale (of or relating to sale in bulk or large quantity)
adjective
[UK: ˈhəʊl.seɪl]
[US: ˈhoʊl.seɪl]

grootschaligbijvoeglijk naamwoord

wholesale (sale of products, often in large quantities, to retailers or other merchants)
noun
[UK: ˈhəʊl.seɪl]
[US: ˈhoʊl.seɪl]

groothandelsubstantief
{m}

wholesaler [wholesalers] (person or company that sells goods wholesale to retailers)
noun
[UK: ˈhəʊl.seɪ.lə(r)]
[US: ˈhoʊl.seɪ.lə(r)]

groothandelaarsubstantief

grossiersubstantief

wholesome (promoting virtue or being virtuous)
adjective
[UK: ˈhəʊl.səm]
[US: ˈhoʊl.səm]

deugdelijkbijvoeglijk naamwoord

blowhole [blowholes] (unintended cavity filled with air in a casting product)
noun
[UK: ˈbləʊ.həʊl]
[US: ˈbloʊhoʊl]

gietblaassubstantief

gietgalsubstantief

double whole note (music: a note with twice the value of a whole note)
noun

brevissubstantief
{c}

on the whole (for the most part)
preposition
[UK: ɒn ðə həʊl]
[US: ɑːn ðə hoʊl]

grotendeelspreposition

in het algemeenpreposition

the whole caboodle (everything else)
noun
[UK: ðə həʊl kə.ˈbuːd.l̩]
[US: ðə hoʊl kə.ˈbuːd.l̩]

de hele rataplansubstantief

the whole nine yards ((And) everything)
noun

hottentottententententoonstellingsubstantief
{f}

Zoek geschiedenis