Engels-Nederlands woordenboek »

who betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
whoosh [whooshes] (breathy sound)
noun
[UK: wʊʃ]
[US: ˈwuːʃ]

gesissubstantief

gesuissubstantief

whopper (outrageous lie)
noun
[UK: ˈwɒ.pə(r)]
[US: ˈwɑː.pər]

grote leugensubstantief
{m}

whopper (something remarkably large)
noun
[UK: ˈwɒ.pə(r)]
[US: ˈwɑː.pər]

baassubstantief
{m}

joekelsubstantief
{m}

kanjersubstantief
{m}

knoertsubstantief
{m}

whore [whores] noun
[UK: hɔː(r)]
[US: ˈhɔːr]

hoersubstantief
{f}; Slet {f}

hoertjesubstantief
{f}

whoremaster (exploiter of people)
noun
[UK: hˈɔːmastə]
[US: hˈoːrmæstɚ]

uitzuigersubstantief

whoremaster (man who uses the services of prostitutes)
noun
[UK: hˈɔːmastə]
[US: hˈoːrmæstɚ]

hoerenlopersubstantief

whorl [whorls] (circle of three or more leaves, flowers, or other organs.)
noun
[UK: wɜːl]
[US: ˈwɝːl]

bladerkranssubstantief
{f}

whorl [whorls] (pattern of concentric circles.)
noun
[UK: wɜːl]
[US: ˈwɝːl]

kringelsubstantief
{m}

wartelsubstantief
{m}

werdelsubstantief
{m}

wervelsubstantief
{m}

windingsubstantief
{f}

whorl [whorls] (spindle whorl.)
noun
[UK: wɜːl]
[US: ˈwɝːl]

spinschijfsubstantief
{f}

spinsteensubstantief
{m}

spinsteentjesubstantief
{n}

whose (of which (relative))
determiner
[UK: huːz]
[US: ˈhuːz]

waarvandeterminer

whose (of whom (interrogative))
determiner
[UK: huːz]
[US: ˈhuːz]

van wiedeterminer

wiensdeterminer
{m} {n}

wierdeterminer
{f-Pl}

attention whore (someone craving attention)
noun

aandachtshoersubstantief
{f}

blowhole [blowholes] (unintended cavity filled with air in a casting product)
noun
[UK: ˈbləʊ.həʊl]
[US: ˈbloʊhoʊl]

gietblaassubstantief

gietgalsubstantief

double whole note (music: a note with twice the value of a whole note)
noun

brevissubstantief
{c}

good things come to those who wait (patience is a virtue)
phrase
[UK: ɡʊd ˈθɪŋz kʌm tuː ðəʊz huː weɪt]
[US: ˈɡʊd ˈθɪŋz ˈkəm ˈtuː ðoʊz ˈhuː ˈweɪt]

geduld is een schone zaakphrase

grass widowhood (state of being a grass widow)
noun

groen weduwschapsubstantief
{n}

he who laughs last laughs best (success is better after you've endured ridicule)
phrase

best lachtphrase

lacht het bestphrase

wie het laatst lachtphrase

wie laatst lachtphrase

let him who is without sin cast the first stone (only those who are faultless have the right to pass judgment on others)
phrase

de eerste steen maar gooienphrase

laat hij die zelf nooit zondigtphrase

on the whole (for the most part)
preposition
[UK: ɒn ðə həʊl]
[US: ɑːn ðə hoʊl]

grotendeelspreposition

in het algemeenpreposition

rowhouse noun

rijhuissubstantief
{n}

rijtjeshuissubstantief
{n}

123

Zoek geschiedenis