Engels-Nederlands woordenboek »

waiting betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
waiting (attendance, service)
noun
[UK: ˈweɪt.ɪŋ]
[US: ˈweɪt.ɪŋ]

bedienensubstantief

waiting (the act of staying or remaining in expectation)
noun
[UK: ˈweɪt.ɪŋ]
[US: ˈweɪt.ɪŋ]

afwachtensubstantief

wachtensubstantief

wait [waited, waiting, waits] (delay until some event)
verb
[UK: weɪt]
[US: ˈweɪt]

afwachtenwerkwoord

wachtenwerkwoord

wait [waited, waiting, waits] (to serve customers)
verb
[UK: weɪt]
[US: ˈweɪt]

bedienenwerkwoord

waiting list [waiting lists] (ordered list of people waiting to obtain a good or service)
noun
[UK: ˈweɪt.ɪŋ lɪst]
[US: ˈweɪt.ɪŋ ˈlɪst]

wachtlijstsubstantief
{f}

waiting room [waiting rooms] (room)
noun
[UK: ˈweɪt.ɪŋ ruːm]
[US: ˈweɪt.ɪŋ ˈruːm]

wachtkamersubstantief
{f}

wachtzaalsubstantief
{f}

await [awaited, awaiting, awaits] (to serve)
verb
[UK: ə.ˈweɪt]
[US: ə.ˈweɪt]

bedienenwerkwoord

dienenwerkwoord

await [awaited, awaiting, awaits] (transitive: to be in store for)
verb
[UK: ə.ˈweɪt]
[US: ə.ˈweɪt]

klaarliggenwerkwoord

liggen te wachtenwerkwoord

await [awaited, awaiting, awaits] (transitive: to wait for)
verb
[UK: ə.ˈweɪt]
[US: ə.ˈweɪt]

afwachtenwerkwoord

verwachtenwerkwoord

wachten opwerkwoord

lady-in-waiting (lady in the household of a woman of higher rank who attends her as a personal assistant)
noun
[UK: ˌleɪ.dɪ ɪn ˈweɪt.ɪŋ]
[US: ˌleɪ.dɪ ɪn ˈweɪt.ɪŋ]

hofdamesubstantief
{f}