Engels-Nederlands woordenboek »

uncle betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
uncle [uncles] (brother (or brother-in-law) of someone’s parent)
noun
[UK: ˈʌŋk.l̩]
[US: ˈʌŋk.l̩]

nonkelsubstantief
{m}

oomsubstantief
{m}

uncle [uncles] (source of advice, encouragement, or help)
noun
[UK: ˈʌŋk.l̩]
[US: ˈʌŋk.l̩]

oompjesubstantief
{m}

suikeroomsubstantief
{m}

uncle [uncles] (UK informal: pawnbroker, see also: pawnbroker)
noun
[UK: ˈʌŋk.l̩]
[US: ˈʌŋk.l̩]

pandjesbaassubstantief
{m}

unclean (dirty, soiled or foul)
adjective
[UK: ˌʌn.ˈkliːn]
[US: ən.ˈkliːn]

onreinbijvoeglijk naamwoord

uncleanliness (state of being unclean, dirty)
noun
[UK: ˌʌnˈklɛnlɪnɪs ]
[US: ʌnˈklɛnlinɪs ]

onzuiverheidsubstantief
{f}

unclear adjective
[UK: ʌn.ˈklɪə(r)]
[US: ʌn.ˈklɪr]

onduidelijkbijvoeglijk naamwoord

Bob's your uncle (desirable conclusion is reached)
phrase

klaar is Keesphrase

carbuncle [carbuncles] (precious stone)
noun
[UK: ˈkɑː.bʌŋk.l̩]
[US: ˈkɑːr.bʌŋk.l̩]

karbonkelsubstantief
{m}

great-uncle [great-uncles] (uncle of one's parent)
noun
[UK: ˈɡreɪt ˈʌŋk.l̩]
[US: ˈɡreɪt ˈʌŋk.l̩]

oudoomsubstantief

if my aunt had balls, she'd be my uncle (proverb)
phrase

als mijn tante wieltjes hadphrase

dan was ze een locomotiefphrase

maternal uncle (brother of one's mother)
noun
[UK: mə.ˈtɜːn.l̩ ˈʌŋk.l̩]
[US: mə.ˈtɝː.nl̩ ˈʌŋk.l̩]

nonkelsubstantief
{m}

oomsubstantief
{m}

paternal uncle [paternal uncles] (brother of one's father)
noun
[UK: pə.ˈtɜːn.l̩ ˈʌŋk.l̩]
[US: pə.ˈtɝː.nl̩ ˈʌŋk.l̩]

nonkelsubstantief
{m}

oomsubstantief
{m}

Zoek geschiedenis