Engels-Nederlands woordenboek »

trio betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
trio [trios] (passage in the middle of minuet)
noun
[UK: ˈtriːəʊ]
[US: ˈtriːˌo.ʊ]

triosubstantief
{n}

compatriot [compatriots] (somebody from one's own country)
noun
[UK: kəm.ˈpæ.trɪət]
[US: kəm.ˈpeɪ.triət]

landgenootsubstantief
{m}

landgenotesubstantief
{f}

histrionic (excessively dramatic or emotional)
adjective
[UK: ˌhɪ.strɪ.ˈɒ.nɪk]
[US: ˌhɪ.stri.ˈɑː.nɪk]

pathetischbijvoeglijk naamwoord

histrionic (of or relating to actors or acting)
adjective
[UK: ˌhɪ.strɪ.ˈɒ.nɪk]
[US: ˌhɪ.stri.ˈɑː.nɪk]

theatraalbijvoeglijk naamwoord

illustrious (admired, respected, or well-known)
adjective
[UK: ɪ.ˈlʌ.strɪəs]
[US: ə.ˈlə.striəs]

illusterbijvoeglijk naamwoord

roemrijkbijvoeglijk naamwoord

industrious (hard-working and persistent)
adjective
[UK: ɪn.ˈdʌ.strɪəs]
[US: ˌɪn.ˈdə.striəs]

ijverigbijvoeglijk naamwoord

vlijtigbijvoeglijk naamwoord

patriot [patriots] (person who loves, supports and defends their country)
noun
[UK: ˈpæ.trɪət]
[US: ˈpeɪ.triət]

patriotsubstantief
{m}

vaderlandersubstantief
{m}

patriotic (inspired by patriotism)
adjective
[UK: ˌpæ.trɪ.ˈɒ.tɪk]
[US: ˌpe.tri.ˈɑː.tɪk]

patriottischbijvoeglijk naamwoord

patriotism (love of one's own country)
noun
[UK: ˈpæ.trɪə.tɪ.zəm]
[US: ˈpeɪ.triə.ˌtɪ.zəm]

patriottismesubstantief
{n}

vitriol (various metal sulphates)
noun
[UK: ˈvɪ.trɪəl]
[US: ˈvɪ.triəl]

vitrioolsubstantief
{n}

Zoek geschiedenis