Engels-Nederlands woordenboek »
tidy betekenis in Nederlands
| Engels | Nederlands |
|---|---|
| tidy (arranged neatly) adjective [UK: ˈtaɪ.di] [US: ˈtaɪ.di] | netbijvoeglijk naamwoord properbijvoeglijk naamwoord reinbijvoeglijk naamwoord |
| tidy [tidied, tidied, tidying, tidies] (to make tidy) verb [UK: ˈtaɪ.di] [US: ˈtaɪ.di] | opruimenwerkwoord schoonmakenwerkwoord |
| untidy [untidier, untidiest] (sloppy) adjective [UK: ʌn.ˈtaɪd.i] [US: ʌn.ˈtaɪd.i] | slordigmorsigbijvoeglijk naamwoord |
| untidy [untidier, untidiest] (unorganized) adjective [UK: ʌn.ˈtaɪd.i] [US: ʌn.ˈtaɪd.i] | ongeorganiseerdbijvoeglijk naamwoord rommeligbijvoeglijk naamwoord |
