Engels-Nederlands woordenboek »

thou betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
even though (although)
conjunction
[UK: ˈiːv.n̩ ðəʊ]
[US: ˈiːv.n̩ ˈðoʊ]

ook alvoegwoord

five thousand (5000)
numeral
[UK: faɪv ˈθaʊz.n̩d]
[US: ˈfaɪv ˈθaʊz.n̩d]

vijfduizendtelwoord

go without saying (to be obvious, apparent or clear)
verb
[UK: ɡəʊ wɪð.ˈaʊt ˈseɪ.ɪŋ]
[US: ˈɡoʊ wɪð.ˈaʊt ˈseɪ.ɪŋ]

ontegenzeggelijk zijnwerkwoord

voor zich sprekenwerkwoord

guesthouse (small house for visitors)
noun
[UK: ˈɡest.haʊs]
[US: ˈɡest.ˌhɑːws]

gastenverblijfsubstantief
{n}

have second thoughts (to change one's opinion)
verb

bedenkingen hebbenwerkwoord

hothouse [hothouses] (heated greenhouse)
noun
[UK: ˈhɒt.haʊs]
[US: ˈhɑːt.ˌhɑːws]

verwarmde serresubstantief
{m}

let him who is without sin cast the first stone (only those who are faultless have the right to pass judgment on others)
phrase

de eerste steen maar gooienphrase

laat hij die zelf nooit zondigtphrase

lighthouse [lighthouses] (building containing a light to warn or guide ships)
noun
[UK: ˈlaɪt.haʊs]
[US: ˈlaɪt.ˌhɑːws]

vuurtorensubstantief
{m}

lighthouse keeper (person who lives in a lighthouse and tends the light)
noun

vuurtorenwachtersubstantief
{m}

vuurtorenwachtstersubstantief
{f}

malthouse (plant)
noun
[UK: mɔːlt ˈhaʊs]
[US: ˈmɒlt ˈhaʊs]

mouterijsubstantief
{n}

no smoke without fire (gossip and accusations are often substantiated by fact)
phrase
[UK: nəʊ sməʊk wɪð.ˈaʊt ˈfaɪə(r)]
[US: ˈnoʊ smoʊk wɪð.ˈaʊt ˈfaɪər]

geen rook zonder vuurphrase

is vuurphrase

waar rook isphrase

one thousand and one (the figure 1,001)
noun

duizend en eensubstantief

pithouse (primitive building)
noun

kuilhuissubstantief
{n}

shithouse ([vulgar] outhouse, lavatory)
noun
[UK: ʃˈɪthaʊs]
[US: ʃˈɪthaʊs]

pleesubstantief
{m}

schijthuissubstantief
{n}

schijthuisjesubstantief
{n}

schijtkotsubstantief
{n}

secreetsubstantief
{n}

train of thought (flow of thinking)
noun
[UK: treɪn əv ˈθɔːt]
[US: ˈtreɪn əv ˈθɔːt]

gedachtegangsubstantief
{m}

two thousand (cardinal number)
numeral
[UK: ˈtuː ˈθaʊz.n̩d]
[US: ˈtuː ˈθaʊz.n̩d]

tweeduizendtelwoord
{f}

without (not having)
preposition
[UK: wɪð.ˈaʊt]
[US: wɪð.ˈaʊt]

zonderpreposition

without a doubt (certainly; doubtlessly)
preposition

ongetwijfeldpreposition

zonder twijfelpreposition

without loss of generality preposition

zonder verlies van algemeenheidpreposition

12

Zoek geschiedenis