Engels-Nederlands woordenboek »
suffer betekenis in Nederlands
| Engels | Nederlands |
|---|---|
| suffer [suffered, suffering, suffers] (undergo hardship) verb [UK: ˈsʌ.fə(r)] [US: ˈsʌ.fər] | lijdenwerkwoord |
| sufferer [sufferers] (one who suffers) noun [UK: ˈsʌ.fə.rə(r)] [US: ˈsʌ.fə.rər] | lijdersubstantief |
| suffering [sufferings] (condition) noun [UK: ˈsʌ.fər.ɪŋ] [US: ˈsʌ.fər.ɪŋ] | lijdensubstantief |
| insufferable (not sufferable, see also: intolerable) adjective [UK: ɪn.ˈsʌ.frəb.l̩] [US: ˌɪn.ˈsə.fə.rəb.l̩] | bij de beesten afbijvoeglijk naamwoord bij de konijnen afbijvoeglijk naamwoord onbestaanbaarbijvoeglijk naamwoord onduldbaarbijvoeglijk naamwoord ontoelaatbaarbijvoeglijk naamwoord |
| long-suffering (having endured discomfort) adjective [UK: ˈlɒŋ ˈsʌ.fər.ɪŋ] [US: ˈlɔːŋ ˈsʌ.fər.ɪŋ] | lankmoedigbijvoeglijk naamwoord |
