Engels-Nederlands woordenboek »

straw betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
straw [straws] (dried stalks considered collectively)
noun
[UK: strɔː]
[US: ˈstrɒ]

strosubstantief
{n}

straw-colored (color of straw)
adjective
[UK: strɔː ˈkʌ.lərd]
[US: ˈstrɒ ˈkʌ.lərd]

strogeelbijvoeglijk naamwoord

straw hat (type of hat)
noun
[UK: strɔː hæt]
[US: ˈstrɒ ˈhæt]

strohoedsubstantief
{m}

strawberry [strawberries] (fruit)
noun
[UK: ˈstrɔː.bri]
[US: ˈstrɒ.ˌbe.ri]

aardbeisubstantief
{f}

strawberry [strawberries] (plant)
noun
[UK: ˈstrɔː.bri]
[US: ˈstrɒ.ˌbe.ri]

aardbeiplantsubstantief
{m}

strawberry (flavour)
adjective
[UK: ˈstrɔː.bri]
[US: ˈstrɒ.ˌbe.ri]

aardbeien-bijvoeglijk naamwoord

strawberry tree [strawberry trees] (the European plant Arbutus unedo)
noun
[UK: ˈstrɔː.bri triː]
[US: ˈstrɒ.ˌbe.ri ˈtriː]

aardbeiboomsubstantief
{m}

strawen (Made of straw)
adjective

strooienbijvoeglijk naamwoord

draw the short straw (to select the shortest straw)
verb

aan het kortste eind trekkenwerkwoord

het kortste lootje trekkenwerkwoord

drinking straw (a long plastic or paper tube through which a drink is drunk)
noun
[UK: ˈdrɪŋkɪŋ strɔː]
[US: ˈdrɪŋkɪŋ ˈstrɒ]

pijpenstrootjesubstantief
{n}

rietjesubstantief
{n}

the straw that broke the camel's back (small additional burden which causes failure)
noun

de druppel die de emmer doet overlopensubstantief
{n}

Zoek geschiedenis