Engels-Nederlands woordenboek »

spur betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
spur [spurs] (implement for prodding a horse)
noun
[UK: spɜː(r)]
[US: ˈspɝː]

spoorsubstantief
{c}

spur [spurred, spurring, spurs] (to urge or encourage to action)
verb
[UK: spɜː(r)]
[US: ˈspɝː]

aanmoedigenwerkwoord

aansporenwerkwoord

bewegenwerkwoord

spurious (false)
adjective
[UK: ˈspjʊə.rɪəs]
[US: ˈspjʊ.riəs]

valsbijvoeglijk naamwoord

spurious (illegitimate)
adjective
[UK: ˈspjʊə.rɪəs]
[US: ˈspjʊ.riəs]

onwettelijkbijvoeglijk naamwoord

spurn [spurned, spurning, spurns] (to reject disdainfully)
verb
[UK: spɜːn]
[US: ˈspɝːn]

versmaden minachtenwerkwoord

spurt [spurts] (brief gush)
noun
[UK: spɜːt]
[US: ˈspɝːt]

losbarstingsubstantief
{f}

opwellingsubstantief
{f}

sprintsubstantief
{f}

spurt [spurted, spurting, spurts] (to make strong effort)
verb
[UK: spɜːt]
[US: ˈspɝːt]

sprintenwerkwoord

growth spurt (sudden growth in one's body)
noun

groeispurtsubstantief
{m}

Lapland longspur (Calcarius lapponicus)
noun

ijsgorssubstantief

larkspur [larkspurs] (Delphinium)
noun
[UK: ˈlɑːk.spɜː(r)]
[US: ˈlɑːrk.ˌspər]

ridderspoorsubstantief

leafy spurge (Euphorbia esula)
noun

heksenmelksubstantief
{f}

sun spurge (Euphorbia helioscopia)
noun
[UK: sʌn ˈspɜːdʒ]
[US: ˈsən ˈspɝːdʒ]

kroontjeskruidsubstantief
{n}

Zoek geschiedenis