Engels-Nederlands woordenboek »

spell betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
spell [spells] (magical effect of such incantation)
noun
[UK: spel]
[US: ˈspel]

betoveringsubstantief
{f}

spell [spells] (magical incantation)
noun
[UK: spel]
[US: ˈspel]

toverspreuksubstantief
{f}

spell [spelt, spelt, spelling, spells] (to indicate that some future event will occur)
verb
[UK: spel]
[US: ˈspel]

betekenenwerkwoord

spell [spelt, spelt, spelling, spells] (to work in place of someone)
verb
[UK: spel]
[US: ˈspel]

invallen voorwerkwoord

spell [spelt, spelt, spelling, spells] (to write or say the letters that form a word)
verb
[UK: spel]
[US: ˈspel]

spellenwerkwoord

spelling [spellings] (a specific spelling of a word)
noun
[UK: ˈspel.ɪŋ]
[US: ˈspel.ɪŋ]

schrijfwijzesubstantief
{f}

spelling [spellings] (the practice, ability, or subject of forming words with letters, or of reading the letters of words; orthography)
noun
[UK: ˈspel.ɪŋ]
[US: ˈspel.ɪŋ]

spellingsubstantief

spelling pronunciation noun

spellinguitspraaksubstantief
{m} {f}

dispel [dispelled, dispelling, dispels] (to drive away by scattering)
verb
[UK: dɪ.ˈspel]
[US: ˌdɪ.ˈspel]

verdrijvenwerkwoord

verjagenwerkwoord

how do you spell this word (how do you spell this word?)
phrase

hoe spel je dit woord?phrase

misspell [misspelt, misspelt, misspelling, misspells] (to spell incorrectly)
verb
[UK: ˌmɪs.ˈspel]
[US: ˌmɪs.ˈspel]

misspellenwerkwoord

verkeerd spellenwerkwoord

misspelling [misspellings] (misspelt word)
noun
[UK: ˌmɪs.ˈspel.ɪŋ]
[US: ˌmɪs.ˈspel.ɪŋ]

spelfoutsubstantief