Engels-Nederlands woordenboek »

snatch betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
snatch [snatches] (quick grab or catch)
noun
[UK: snætʃ]
[US: ˈsnætʃ]

graaisubstantief
{m}

snatch [snatched, snatching, snatches] (to grasp quickly)
verb
[UK: snætʃ]
[US: ˈsnætʃ]

grissenwerkwoord

snatch [snatched, snatching, snatches] (to steal)
verb
[UK: snætʃ]
[US: ˈsnætʃ]

afpakkenwerkwoord

graaienwerkwoord

weggraaienwerkwoord

wegpikkenwerkwoord

snatch [snatches] (vagina)
noun
[UK: snætʃ]
[US: ˈsnætʃ]

doossubstantief
{f}

snatch victory from the jaws of defeat (suddenly win a contest when it appears that loss is a foregone conclusion, to succeed in an endeavor through reversal of fortune, skill, effort, or good judgment)
verb

de overwinning voor de poorten van de hel wegslepenwerkwoord

Zoek geschiedenis