Engels-Nederlands woordenboek »

sling betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
sling [slings] (a loop of cloth or a strap around the neck to carry a load)
noun
[UK: sl̩ɪŋ]
[US: sˈlɪŋ]

slendangsubstantief
{f}

sling [slings] (bandage)
noun
[UK: sl̩ɪŋ]
[US: sˈlɪŋ]

mitellasubstantief
{f}

verbandsubstantief

sling [slings] (instrument for throwing, see also: slingshot)
noun
[UK: sl̩ɪŋ]
[US: sˈlɪŋ]

slingersubstantief

sling [slung, slung, slinging, slings] (to throw)
verb
[UK: sl̩ɪŋ]
[US: sˈlɪŋ]

ophangenwerkwoord

slingerenwerkwoord

werpenwerkwoord

sling [slings] noun
[UK: sl̩ɪŋ]
[US: sˈlɪŋ]

draagbandsubstantief

zwaaisubstantief

slingshot [slingshots] (Y-shaped stick with an elastic sling between the arms used for shooting small projectiles, see also: sling)
noun
[UK: ˈslɪŋ.ʃɒt]
[US: sˈlɪŋ.ˌʃɑːt]

katapultsubstantief
{m}

gosling [goslings] (callow, or foolish and naive, young person)
noun
[UK: ˈɡɒz.l̩.ɪŋ]
[US: ˈɡɒz.l̩.ɪŋ]

domme ganssubstantief
{f}

gosling [goslings] (young goose)
noun
[UK: ˈɡɒz.l̩.ɪŋ]
[US: ˈɡɒz.l̩.ɪŋ]

gansjesubstantief
{n}

ganzenjongsubstantief
{n}

quisling [quislings] (traitor)
noun
[UK: ˈkwɪz.l̩.ɪŋ]
[US: ˈkwɪz.l̩.ɪŋ]

landverradersubstantief
{m}

NSB'ersubstantief
{m}

quislingsubstantief
{m}